Alfred Ost (her)leeft in administratief centrum

Alfred Ost werd op 14 februari 1884 in de toenmalige Laarstraat 21 geboren. Nu is dat Burchtsestraat 54 geworden. Zijn vader Judocus handelaar, afkomstig uit het schippersmilieu, was een geboren Mechelaar. Zijn moeder heette Maria, Barbare Hamendt en was afkomstig uit Rupelmonde. Het gezin Ost, dat dikwijls verhuisde,was in 1880 in Zwijndrecht komen wonen nadat het in Burcht woonde.
In 1888 vertrokken ze naar Antwerpen maar een jaar later waren ze terug in Zwijndrecht tot ze in 1891 naar Reet gingen wonen. Maar in 1904 kwam de toen 20 jarige Alfred terug in Zwijndrecht wonen waar hij bleef tot de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Vermoedelijk liep Alfred ook enkele jaren school in Zwijndrecht (1889 - 1891)
Vader Ost was een autoritair man die geen tegenspraak duldde. Het was omwille van zijn zaken dat er dikwijls werd verhuisd. Er waren 4 kinderen met naast dochter Irma ook drie zoons die alle drie mochten studeren wat er op wijst dat vader Ost wel bemiddeld was. Zo moest Alfred naar een internaat in Malonne nabij Namen. Hij moest immers goed Frans leren.

Alfred Ost bekwaamde zich in het tekenen en schilderen van dieren. De Zoo van Antwerpen bood hem daar veel gelegenheden aan. Ooit probeerde Ost een paard in de academie te krijgen als model. Hij verzette zich in Mechelen met grote overtuigingskracht tegen de plannen van het stadsbestuur om het belfort in neogotische stijl te herbouwen. Kunstenaar Ost maakte hiervoor in 1911 affiches en strijdprentkaarten. Ondertussen was hij ook actief in de Egyptische tempel van de Antwerpse Zoo waar hij dieren, bloemen en decoratieve elementen tekende. Hij was ontwerper van affiches voor bals in de Brusselse Muntschouwburg.
In 1913 en 1914 kwamen zijn eerste grote tentoonstellingen er aan, in Brussel en in Antwerpen. Zo werden heel wat werken verkocht maar wanneer hij merkt dat zijn kunst terecht komt in de salons van de begoede burgerij, toont hij zijn bijzonder karakter want hij wilde dat niet en probeerde daarom werken terug te kopen.
Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt verhuist de familie Ost naar Nederland waar in 1917 zijn moeder overlijdt in Amsterdam. Alfred Ost vindt er werk in een steendrukkerij waar hij ontwerpen maakt voor aanplakbiljetten en prentbriefkaarten. Maar hij is er ook belangloos actief in comités ten bate van Belgische vluchtelingen en krijgsgevangenen. Hij werd daarvoor in 1920 benoemd tot “Ridder in de Kroonorde”.
Na de oorlog keert hij terug en gaat bij zijn broer Hector wonen die onderpastoor is in Borgerhout. Het lukt hem niet leraar te worden aan de Academie van Antwerpen. Driekeer mislukt een poging. Hij geeft uiteindelijk tekenles in een lagere school in Antwerpen in 1921 en later in 1929 in Borgerhout.

Het is geweten dat Ost eigenzinnige opvattingen had en hij was eenzaam. Hij verkocht enkel werken waar hij minder waarde aan hechtte. Hij vatte een plan op om een 'museum voor het volk' op te richten waar hij zijn werken zou kunnen hangen en waar jonge kunstenaars zouden werken. Hij kocht zowaar een huis in 1928 maar korte tijd nadien stortte het in. Hij kocht het jaar nadien een ander huis, maakte alle ramen dicht en schilderde alles, tot de stoelen toe in het zwart. Er werden in die donkere omgeving lezingen gegeven waar denkgenoten van Alfred Ost van leer trekken tegen het materialisme, de verburgerlijking en de religieuze gemakzucht van de tijd.
Maar Alfred Ost was een bekend iemand. Nu zouden ze hem een BV noemen. Hij was er bij toen in 1920 de kunstgroep “Moderne Kunst” een eerste congres organiseert over die kunst. Paul Van Ostaeyen, Oscar en Floris Jespers, Paul Joostens, Piet Mondriaan, Kandinsky waren aanwezig. De tussenkomst van Ost werd fel gesmaakt en ze noemden hem de ‘Pontonnier’ omdat hij diverse standpunten rond moderne kunst wilde verzoenen. Een bruggenbouwer dus.
In die periode bereikte de Zwijndrechtse kunstenaar een artistiek hoogtepunt maar op menselijk vlak was het heel wat minder omdat hij geen benoeming kon forceren in de Academie of het Hoger Instituut. Toen hij nog in Nederland verbleef had hij daar wandelvoordrachten voor de jeugd in de musea ingevoerd. Ook in België wordt hij een voorloper met onorthodoxe pedagogische methodes die hij uittest. Zo huurde hij met eigen geld een autobus om met zijn klas naar het circus Sarassani te gaan kijken. Hij betaalde’ zelf ook de entreekaartjes. Maar als tegenprestatie moeten de kinderen een tekening van het circus maken.

Is er dan ook zijn liefdesleven waarin hij tegenslagen kent. Hij was bijna permanent verliefd op een ‘geïdealiseerde vrouw’. Dat werd door hem uitgebeeld, nu eens in een devote madonna en dan weer in een uitdagend filmvamp. Er was toen ene la Napierkowska die zijn verbeelding behekste en om ‘Nap’ te ontmoeten reisde hij zelfs naar Parijs met een reeks van zijn tekeningen. Maar eens dat het mens zijn tekeningen in ontvangst had genomen, werd Alfred terug op straat gewerkt.
Toch bleef Ost zichzelf en nooit verkocht hij iets uit zijn oeuvre dat hij had gereserveerd voor zijn museum voor het volk. Zijn broer onderpastoor verkocht wel wat ‘vingeroefeningetjes’ maar Alfred noemde dat zelf maar 'hors -d’oeuverkes'.

En dan kwam 1930. Alfred Ost kocht een huis aan de Ramstraat in Antwerpen en richtte het in als museum. Een idee dat in hem was gerijpt kreeg vorm. Een eigen museum waar iedereen met zijn werk kon komen kennismaken. Elke drie maanden werden de tentoongestelde werken vervangen door andere. Er werd toen gezegd: "In het werk van Ost zit de echte ziel van Jordaens herboren: tintelend leven, krachtige, gespierde gestalten, die fel bewegend zijn en een heerlijk kleurenspel bezitten."
Alfred Ost zijn karakter zei hem dat hij zijn werken naar het volk moest brengen. Dat leidde uiteindelijk tot grootschalige schenkingen.Het klinkt haast ongelooflijk maar In 1936 schonk hij 430 werken aan Mechelen, hoofdzakelijk over folklore en stadsgezichten. Het Nederlandse Roosendaal kreeg in 1937 ook 103 werken.

weer oorlog
Wanneer zijn broer-priester werd benoemd tot pastoor op het Kiel moest de kunstschilder verhuizen. Maar de mobilisatie was in zicht en voor hem werd het allemaal wat te veel. Hij kroop thuis meer in zijn schelp weg en buiten enkele vrienden, ontving hij niemand meer. Tekenen en schilderen deed hij iedere dag echter voort maar hield alles verborgen. Omdat hij zelf al zoveel pijn aangedaan kreeg, vreesde hij dat ook zijn troetelkind, dat zijn oeuvre toch was, ook te lijden zou hebben.
Ost kende de oorlogstijd al van 1914 en hij haalt bij het begin van de Tweede Wereldoorlog zoveel mogelijk werken uit zijn kastjes, legt ze op een stootkarretje en trekt er mee richting van de Franse grens.
Alfred Ost sukkelde daarna terug in Borgerhout. Er komt een nieuwe verliefdheid maar ook weer de grootste ontgoocheling. Aan eten geraken in oorlogstijd, dat was de opdracht voor de kunstenaar die vrijgezel was.
In 1941 klopt hij aan in het Xaveriuscollege om via Pater De Blauwe, wiens vader kolenhandelaar was, een voorraad los te maken. Terwijl hij in de gang stondte wachten kwam Pater Clinckaert er aan en vroeg aan de sjofele man of hij iets voor hem kon doen. Trots keek Alfre’d Ost hem aan en zei: “Ik ben Ost”. Pater Clinckaert kende het werk van de meester en heette hem hartelijk welkom.
In dat nieuwgebouwd Xaveriuscollege vond Alfred honderden vierkante meters witte muur waarop hij en creatie kon doen waarvan hij altijd had gedroomd. Een kunst die leefde onder de mensen.

Een laatste tentoonstelling van Alfred Ost liep in september 1945 in de Antwerpse Dierentuin. De tentoongestelde werken werden door de kunstenaar op het einde van de expositie aan de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde geschonken.
Wie de tentoonstelling in het AC van Zwijndrecht nu bezoekt moet weten dat bij Ost het dier altijd een belangrijke plaats heeft gekregen in zijn werk. Heel veel mensen kennen trouwens Ost als de geniale tekenaar van trekpaarden.
Alfred Ost overleed enkele weken nadat hij de schenking aan de Dierentuin deed, op 9 oktober 1945.
in Zwijndrecht
In 1956 werd de gemeente Zwijndrecht op weg gezet om kunstenaar Alfred Ost de erkenning te geven die hij verdiende want de erfgenamen van de kunstenaar schonken de gemeente 30 werken. Naar aanleiding daarvan werd toen de VZW Stichting Alfred Ost opgericht. In de loop der jaren werd de collectie nog uitgebreid en in het nieuwe administratief centrum kreeg Ost ook een ‘Alfred Ostverdieping, net zoals Fred Bervoets er één kreeg.
In Zwijndrecht is verder ook de Alfred Oststraat, nabij zijn geboortehuis.In die straat staat ook een kunstwerk van Renaat Ramon 'Hommage aan Alfred Ost'. Het werd ingehuldigd in december 2001 en staat nu in de volksmond bekend als 'de potloden'. Het zijn inderdaad gekleurde potloodvormige palen die over een lengte van 30 meter verwijzen naar de instrumenten van de tekenaar én naar het kleurenpalet. Langs de kant van het geboortehuis ligt ook een cirkelvormige plaat uit blauwe hardsteen waarop de tekst te lezen staat: 'Hommage aan Alfred Ost. 1884 - 1945' en 'Alles wat men met liefde verricht wordt poëzie', een citaat van de schilder.
De tentoonstelling is et bezoeken tot 8 maart van maandag tot vrijdag van 9 tot 12u en dinsdag ook van 17u30 tot 19u30, woensdag van 14 tot 16u en zaterdag en zondag van 13 tot 17u. (Rolf Duchamps)