Oost-Vlaanderen legt resultaten voor van veiligheidsmonitor

PROVINCIE/REGIO. Gouverneur Denys heeft de resultaten van de Veiligheidsmonitor naar buiten gebracht. De veiligheidsmonitor is een tweejaarlijkse grootschalige bevolkingsenquête die uitgevoerd wordt in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken door de dienst Beleidsgegevens van de Directie van de Nationale Gegevensbank, directie van de operationele ondersteuning van de federale politie. Hij omvat vragen inzake buurtproblemen, onveiligheidsgevoelens, slachtofferschap en aangifte, de contacten tussen burgers en politiediensten, de werking van de politiediensten en de achtergrondkenmerken van de respondent.

 

Het is al de 6de enquête die werd afgenomen op federaal niveau. De vragenlijst van de Veiligheidsmonitor heeft sinds zijn start in 1997 geen ingrijpende wijzigingen ondergaan, wat het mogelijk maakt de resultaten te gaan vergelijken over de voorbije 10 jaren (1997-2006), en trends te detecteren.


Met de veiligheidsmonitor 2006 werd voor het eerst een analyse gemaakt op het niveau van de provincies. Hiervoor werden lokale monitoren afgenomen in 73 gemeenten met een veiligheids- en preventiecontract. Andere gemeenten of politiezones die wilden deelnemen, konden aansluiten mits eigen financiering.


Bij de Oost-Vlaamse steden en gemeenten met een veiligheids- en preventiecontract behoren ook de Wase steden Lokeren en Sint-Niklaas naast Aalst, Gent, Ronse, de politiezone Meetjesland Centrum en de politiezone Deinze-Zulte.


Daarnaast werden ook in andere Oost-Vlaamse gemeenten enquêtes uitgevoerd om een representatieve verdeling te bekomen voor de hele provincie. 43 318 personen namen deel aan de federale steekproef. In de provincie Oost-Vlaanderen werden 3 799 gezinnen bevraagd. Dit is een respons van 68%.

 

de analyse


De enquête omvatte zes thema's: buurtproblemen, onveiligheid, slachtoffer-schap, contacten van de slachtoffers met de politiediensten, contacten tussen burgers (niet-slachtoffers) en politiediensten, de werking van de politiediensten.

In het geheel van de buurtproblemen zijn er 3 situaties die, meer dan andere, een probleem lijken te zijn in de buurt: onaangepaste snelheid in het verkeer: 57%, woninginbraak: 45% en agressief verkeersgedrag: 41%.
Bijna de helft van de inwoners van Oost-Vlaanderen beschouwt deze drie situaties als 'helemaal wel' of 'een beetje' problematisch. Deze drie problemen worden ook op federaal niveau als het meest problematisch gezien, met iets hogere percentages (tussen 55 en 60%).


Tussen 2004 en 2006 zijn er stijgingen waar te nemen in Oost-Vlaanderen voor een deel van de buurtproblemen, o.a. rommel op straat, diefstal uit auto's, fietsendiefstal. Er zijn geen significante dalingen vastgesteld tussen 2004 en 2006. Op langere termijn valt op te merken dat sommige buurtproblemen een dalende tendens kennen, zoals voor onaangepaste snelheid in het verkeer, inbraak, vormen van geluidsoverlast.

 

Het deel “onveiligheid” van het onderzoek omvatte vier aspecten: onveiligheidsgevoel, mijdingsgedrag, ingeschat risico om slachtoffer te worden, bezit van een verdedigingsmiddel.

Wat het onveiligheidsgevoel betreft, geeft 7% van de bevraagde burgers in Oost-Vlaanderen aan zich 'altijd' of 'vaak' onveilig te voelen in 2006, dit is een status quo met 2004.
In vergelijking met het landelijk gemiddelde (meer dan 9% in ’06) liggen de onveiligheidspercentages bijna steeds significant lager in Oost-Vlaanderen.

 

Mijdingsgedrag wordt vooral getoond voor:
plaatsen van waardevolle objecten op een veiligere plaats dan in huis: 26%
vermijden de kinderen het huis te laten verlaten (kinderen jonger dan 15 jaar): 23%
vermijden open te doen voor onbekenden omdat men het niet veilig vindt: 20%
vermijden het huis te verlaten wanneer het donker is: 13%
ontwijken van bepaalde plaatsen in de gemeente waar men woont omdat men het niet veilig vindt: 9%


Vergelijking resultaten 2004 en 2006: significante daling van mijdingsgedrag zoals niet opendoen voor onbekenden en waardevolle spullen wegbrengen naar een veiliger plaats; de rest bleef ongewijzigd. Op langere termijn zijn alle mijdingsgedragen gedaald. Significant minder mijdingsgedrag dan nationaal.

 

De burgers werden ook ondervraagd over vier delicten: misdrijf in het verkeer, inbraak, diefstal zonder dreiging met geweld en dreiging met lichamelijk geweld.
Het risico dat men inschat om slachtoffer te worden is afhankelijk van het delict in kwestie:
grootste risico: slachtoffer van een misdrijf in het verkeer (31%)
groot risico: slachtoffer van inbraak (26%, tegenover 23% nationaal)
lager risico: slachtoffer van diefstal zonder (dreiging met) geweld (15%) en (dreiging met) lichamelijk geweld (10%).
Opnieuw lagere gemiddelden in Oost-Vlaanderen dan nationaal, maar opvallend meer voor ingeschat risico op inbraak (26%).

In Oost-Vlaanderen bezit 13% over een verdedigingsmiddel; in België is dat 15%. Sinds 2000 is er dalende tendens merkbaar: van 23% naar 13% !

 

slachtofferschap


Rond slachtofferschap en melding/aangifte wordt een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van delicten: delicten op huishoudniveau en delicten op persoonsniveau. Delicten op huishoudniveau omvatten zowel het slachtofferschap van de leden van het huishouden als de delicten tegen een goed van het huishouden.


Onderzoeksresultaten:
slachtoffer van beschadiging van auto: 15%
fietsdiefstallen: 7%
vernielingen: 5%
Vergelijking 2000 en 2006: significante daling van sommige delicten, zoals poging tot inbraak, inbraak en beschadiging aan een auto. Autodiefstallen en inbraken worden het vaakst gemeld (70%); vernielingen en schade aan voertuigen weinig (21,5%).

 

Een melding leidt niet automatisch tot de ondertekening van een PV dat we een aangifte noemen:
inbraakpoging: 56% melding, 35% aangifte
diefstal uit auto: melding en aangifte liggen bij elkaar
autodiefstallen: geen verschil tussen melding en aangifte

 

In Oost-Vlaanderen verschillen de aangiftepercentages niet op statistisch significante wijze van de melding, met uitzondering van de bedreigingen met lichamelijk geweld: 14% meldt de feiten, doch bij slechts 8% wordt er een PV van aangifte opgesteld.

 

Voor de contacten met politiediensten meldt 75% van de personen in Oost-Vlaanderen de feiten waarvan men het slachtoffer is aan de politiediensten in de eigen politiezone. Het contact met de politie wordt algemeen als positief ervaren (63%). Men is tevreden over:
de telefonische bereikbaarheid: 88%
houding en gedrag van de politie: 85%
bereikbaarheid politiecommissariaat: 81%
Belangrijk is wel dat de globale tevredenheid hoger ligt in Oost-Vlaanderen dan op federaal niveau!

 

de politie


De Veiligheidsmonitor omvat ook vragen over het politioneel functioneren in het algemeen: globale waardering politie, kwaliteit politiepersoneel.

27% Oost-Vlamingen had contact met de politiediensten buiten het kader van een misdrijf. 76% daarvan verklaart tevreden of zeer tevreden te zijn over het laatste contact met de politiediensten.
90% van de Oost-Vlamingen vindt dat de politie zeer goed werk levert. Dat is geen groot verschil met 2004, maar sinds 2000 stelt men wel een betekenisvolle toename vast van de waardering tegenover het politiewerk. De Oost-Vlamingen wijten deze appreciatie aan:
het professionalisme: 90 en de goede leiding van de diensten: 84%
Oost-Vlamingen die vinden dat de politie slecht werk levert (9%), wijten dat aan de slechte samenwerking tussen politie en justitie: 70%, onprofessionele werking: 69% en slechte samenwerking onderling tussen politiediensten: 66%.
Waardering van de Oost-Vlamingen van de politietaken:
Ordehandhaving tijdens sportmanifestaties: 93%
Veiliger houden van wegen en publieke plaatsen, geweld bestrijden: 85%
Opvangen van slachtoffers, bestrijden misdaad: 80%
Ophelderen diefstallen en inbraken: 65 à 70%
Ook hier ligt de waardering in Oost-Vlaanderen hoger dan op federaal niveau.
48% van de Oost-Vlamingen kent zijn wijkagent niet (52% op federaal niveau). Niettemin zou 31% van de ondervraagden graag meer contact hebben met hun wijkagent (op federaal niveau is dat 37%). (Rolf Duchamps)